Ter intro
Denk niet aan...
Onze hersenen zitten ingewikkeld in elkaar. Ons brein werkt soms op onnavolgbare manieren. Of niet. Want wanneer iemand tegen je zegt: “Denk niet aan een slagroomtaart.”, dan zie je meteen een heerlijke taart voor je met toefjes slagroom, chocoladegarnering en mandarijnenstukjes plus die lekkere nootjes aan de zijkant. Het water loopt je in de mond, want je ziet het gelijk voor je. Hoe hard je ook probeert om er niet aan te denken.
Negatieve woorden worden door onze bovenkamer genegeerd. Dat is handig om te weten. Bijvoorbeeld als je iets van je kinderen gedaan wilt krijgen. Stel, je loopt samen met je telg op de Voorstraat en bent bang dat je uk zomaar een sprintje trekt richting het midden van de weg. Wat zou jij zeggen? “Niet op straat lopen” of “Op de stoep blijven”? Het effect is namelijk bij allebei de zinnetjes anders, ook al wil je bij allebei wel hetzelfde bereiken.
Bij de eerste (niet op straat lopen) vestig je juist de aandacht op de straat. Als je kind zelf nog niet had bedacht dat het op de weg kon gaan wandelen, dan heb je het door die 4 simpele woorden op een nieuw idee gebracht. Dat is niet zo handig of moet ik zeggen: dat is behoorlijk onhandig?
Natuurlijk is het helemaal oké om ontkenningen te gebruiken, maar niet als je ergens de aandacht op wilt vestigen. Of was het nou juist andersom? Ik weet het (niet) meer, weet jij hoe het zit? Wat ik wel weet, is dat ik best een stukje taart zou lusten!